Een plakje ernst over kunst en crisis

Onlangs had ik het genoegen een van mijn favoriete schilderijen in real life te mogen zien: het vlot van de Medusa. De context was ietwat bevreemdend, met mondmasker, vaccinatiebewijzen en met enige argwaan tegenover wie dichter kwam dan anderhalve meter. Dat bracht me tot een aantal gedachten over kunst in tijden van crisis. Ik geef ze mee voor wat ze zijn en voor wie er misschien iets aan heeft. 

1.

(Het schip)

Tweehonderd jaar geleden, meer bepaald op 2 juli van het jaar 1816, in de namiddag, liep het schip De Medusa vast voor de kust van Mauritanië. Gestrand in the middle of nowhere, geen redding in zicht. Het was een fregat met enkele honderden passagiers en er waren onvoldoende reddingsboten voor iedereen. De kapitein besloot uiteindelijk om die op te eisen voor zichzelf en voor de meer vermogende opvarenden. De meeste reddingsboten vertrokken zwaar onder capaciteit, want ze waren bevolkt met mensen die gewend waren aan enig comfort en die geen plebs duldden in hun goed bevoorrade en uitgeruste sloep.  

De resterende schipbreukelingen, vooral bemanning en minder begoede passagiers, restte geen andere optie dan enkele dagen later hun kans te wagen op een door hen zelf in elkaar geknutseld vlot. Het was geen klein, gammel geval, zoals dat woord misschien doet vermoeden, maar had de respectabele afmetingen van zo’n zeven op twintig meter. 

Het vlot werd volgeladen met voedsel en helaas ook met veel te veel mensen, honderdzevenenveertig in totaal, waardoor het meteen al deels onder water zonk. Er was geen kompas, geen echte manier om te sturen en veel te weinig bevoorrading. Een toevallig voorbijvarend schip vond dertien dagen later het vlot terug. Het was bezaaid met lijken, en van de oorspronkelijke opvarenden waren er op dat moment nog vijftien in leven. Vijftien van de honderdzevenenveertig.  

Enkele van hen hebben hun relaas te boek gesteld. Dertien dagen in de hel, het is moeilijk om het verhaal anders samen te vatten. Al gauw na vertrek waren er bloedige vetes ontstaan en vormden er zich facties die mekaar om het schaarse voedsel beconcurreerden. Overdag werd er in stilte geleden, het zoute water was overal en vrat zich pijnlijk in de opgelopen wonden. Maar ’s nachts werd er gemoord en gevochten om het rantsoen, tot de zon weer opkwam en het daglicht het te gevaarlijk maakte om zich aan iemand te vergrijpen. Elke ochtend werden de lijken geteld. Na verloop van tijd, toen het voedsel al even op was, werden die lijken ook met afschuw verorberd. 

2.

(De koers die wij varen )

Het verhaal van de Medusa doet denken aan de knoeiboel waarin we vandaag terecht zijn gekomen. Soms voelt het alsof ons schip ook is vastgelopen. De gezondheidscrisis gooide de remmen van economie en samenleving dicht. En dat op een moment dat er reeds een aantal doembeelden waren opgedoken die ons zicht op de toekomst vertroebelen en ons geloof in vooruitgang ondermijnen.  

Klimaatverandering hangt boven ons hoofd en de berichtgeving daarover fluistert ons in: het is al te laat om rampen te vermijden. Als je je al een elektrische wagen kan veroorloven, neem dan best een model amfibievoertuig. Met airconditioning. Ongelijkheid ontspoort en de ongeziene concentratie van rijkdom bij een kleine minderheid ontmaskert zelfs regeringen als machteloos. Techreuzen en superrijken lijken te ontspringen aan elk gezag, hun fortuinen overtreffen menige nationale begroting. Fascisme steekt steeds minder verbloemd opnieuw zijn lelijke kop op in de Westerse wereld en ook van terreur en godsdienstgekken lijken we nog lang niet verlost.

Corona maakte bovendien van afstand tussen mensen de norm, wat in combinatie met de negatieve kanten van sociale media ervoor zorgt dat we steeds minder zij aan zij staan in de straten en steeds vaker elkaar met vrees, afgunst en getrokken messen beloeren vanachter een schermpje.  

Kortom: soms voelt het alsof er een storm op komst is, onze kapiteins en miljardairs ervandoor zijn met de laatste reddingssloepen en wij achterblijven op het vlot, waar het ieder voor zich zal worden. Steeds meer mekaars concurrenten, om ter hardst werken, om ter meeste volgers en likes verzamelen, met steeds minder ruimte voor empathie met wie niet mee kan, wie uitvalt, wie tegenslag heeft of op de vlucht is. 

Iedereen depri genoeg? Geen paniek, er komt straks nog iets opbeurends. 

3.

(De kunstenaar op drift)

Waar dobbert de kunstenaar ergens in die oceaan? De artiest, de schilder, schrijver, muzikant,… al wie iets moois probeert te maken voor een publiek. Hun sector kreeg zware klappen door de crisis. Voor velen lonkt de armoede. Het tijdelijke lapwerk volstaat niet om van te leven. Weinige dingen zijn zo droevig als een huiskamerconcertje via zoom.

Het zijn momenteel uiterst woelige wateren, maar ook hier waren er voordien al een aantal gevaren aan de einder te zien. De taal en beeldvorming rond kunst bijvoorbeeld, in media en politiek discours. Cultuur wordt gezien als een lastpost op de begroting. Het zijn nu de Katoennaties en Studio100’s die de musea oprichten. Is het middeleeuwse idee van de mecenas binnenkort helemaal terug, met in zijn moderne variant het risico dat de matte smaak van het maatpak wet wordt?  

De toegang tot het publiek is steeds meer in handen van platformen, van monopolisten en marktwerking. De onderlinge strijd om de schijnwerpers wordt steeds bitsiger en in de hyperindividuele samenleving komt daar nog de vloedgolf aan middelmatige zelfexpressie bij, de oneindige stroom aan blogs, vlogs, beelden en meningen waartussen kwaliteit steeds moeilijker bovendrijft. De vroegere filter daarvoor, beroepsgroepen zoals journalisten, uitgevers, redacteurs, recensenten, curatoren… zijn door de wetten van de markt flink uitgedund. Zij hebben steeds minder gewicht en relevantie, geprakt als ze zijn tussen verkoopcijfers enerzijds en de concurrentie van clickbait en influencers anderzijds. Datgene wat weinig in vraag stelt maar aansluit bij de vluchtige waan van de dag en economisch snel verzilverbaar is, heeft een voetje voor.  

In de huidige, gedigitaliseerde wereld zijn de mogelijkheden voor de kunstenaar om iets te maken exponentieel toegenomen, maar de kans dat het opgemerkt wordt of impact heeft is klein. Nochtans heeft de wereld vandaag meer dan ooit nood aan wat goeie kunst met mensen en met de samenleving doet: verbinden, troosten, inspireren, in vraag stellen, uitdagen, doen dromen.  

Twee jaar nadat het vlot van de Medusa werd teruggevonden, besloot de Franse schilder Théodore Géricault, toen 27, om zichzelf af te zonderen in zijn atelier om de gruwelijke geschiedenis van het vlot op doek uit te beelden. Zijn hoofd had hij kaalgeschoren om ervoor te zorgen dat hij niet onder de mensen zou willen komen totdat zijn werk af was. Het resultaat was het monumentale schilderij dat nu in het Louvre hangt.  

Géricault deed daarmee veel meer dan iets heel moois maken. Zijn werk was actueel, hij legde een verhaal vast van wat mensen toen bezig hield. Het relaas van de Medusa had immers heel wat stof doen opwaaien. Er werd over gepraat. Daarnaast schopte het schilderij ook tegen een aantal schenen. In de ogen van velen was het een expliciet politiek werk, bijna subversief zelfs. Het vlot symboliseerde de tegenstelling tussen het gewone volk, dat zich na de Restauratie in Frankrijk in de steek gelaten voelde, en de elite. Het kon gezien worden als een kritiek op de Franse marine en op de net heringevoerde monarchie. Met de prominente zwarte figuur op het doek werd er ook een aanklacht tegen de slavernij in gezien. Later zou er nog een betekenis aan toegevoegd worden: stond het doek niet ook symbool voor de plaats van de kunstenaar zelf in de samenleving? Na het Ancien Régime waren kunstenaars vrijer en armer, doordat rijke opdrachtgevers minder de norm werden en de kunstenaar meer zelf zijn onderwerpen moest gaan kiezen. Is hij het die op een vlot wordt overgeleverd aan de onvoorspelbare golven en getijden van een onzekere toekomst? 

Hoe het ook zij, en wat daarvan ook expliciet de bedoeling was van Géricault dan wel interpretatie achteraf, het werk had duidelijk iets te vertellen. Het maakte iets los en het doet dat nog steeds.  

4.

(Scheppen is weerstand bieden.)  

Misschien is dat de opbeurende gedachte. Wat het schilderij ons leert is de vaststelling dat kunstenaars in het verleden wel degelijk impact en relevantie hebben gehad en achteraf bekeken bezig waren met dingen die ertoe deden. Als dat toen kon, kan het ook nu. Zo eenvoudig is het. Rond de betekenis – emotioneel, esthetisch, maatschappelijk, politiek – van dat grote doek in het Louvre kan je niet omheen. 

We leven in onzekere tijden, met veel doembeelden en problemen. Als mens kan dat al eens beangstigend of verontrustend zijn. Leuk is anders. Vanuit het perspectief van de kunstenaar zijn het echter allemaal potentiële inspiratiebronnen, kansen om iets groots te vertellen waarin mensen zich herkennen of dat hen aanzet tot nadenken. De ruwe klei ligt als het ware maar voor het rapen.  

De context waarin er vandaag gewerkt moet worden is niet makkelijk. De uitdagingen zijn anders dan vroeger, maar zijn ze ook nieuw? Is het voor kunstenaars vandaag moeilijker of makkelijker werken dan in de tijd van Géricault? Dat hangt allemaal af van je perspectief en er zijn vele argumenten te bedenken pro en contra die stelling. Misschien is het ook irrelevant. Als er iets is waar je beter geen tijd aan verliest is het wel het jammeren over de kaarten die het leven en het tijdsgewricht je hebben toebedeeld.

Dus wil je iets veranderen? Maak dan iets. Wil je iets aanklagen? Maak dan iets. Wil je gewoon troost bieden of entertainen? Maak dan iets. Doe het niet omwille van je eigen navel of om iets achterna te hollen, doe het niet binnen het carcan dat je wordt opgelegd. Want dat is de beste garantie op falen. Kijk naar de wereld. Scheer je kaal, concentreer je op je werk en maak iets relevants. Iets dat er staat en dat iets los maakt. Iets dat mensen afleidt, hen doet lachen, dromen, doen. En vergeet onderweg niet om jezelf rot te amuseren. Want in zijn of haar hoofd, mag de kunstenaar alles. Maak wat je wil, maar maak iets. “Scheppen is weerstand bieden”, zei Stéphane Hessel, “En weerstand bieden, is scheppen”.

Leave a comment