Soms koop ik wat potloden en papier. Zomaar, om gewoon wat te tekenen. De eerste twintig jaar van mijn leven tekende ik zeer veel en graag. Op losse vellen, in boekjes, in de marges van een tijdschrift, op speelgoed. En soms op nog meer onorthodoxe plekken. Een van mijn beste jeugdherinneringen was het moment dat mijn ouders besloten om opnieuw te behangen. Toen al het oude seventies-papier van de muren was geweekt, gestoomd en geschraapt, bleef er een in mijn ogen maagdelijk wit canvas over.
Of ik wat?
Op de muur mocht tekenen.
Op de muur tekenen?
Ja, jullie gaan er toch weer behangpapier overheen hangen. Dus niemand zal het ooit zien.
(Behalve dan eventuele toekomstige bewoners, die op hun beurt ook het eighties-papier niet zouden kunnen smaken, maar dat zei ik er niet bij.)
Tot mijn verbazing zeiden ze: oké, doe maar. Als kind besef je nooit echt hoe graag je ouders je zien.
Dus ging ik aan de slag. Ik begon in de keuken. Onnozele mannetjes, gebouwen, gevechten tussen straaljagers en aliens. Al gauw ontplooide er zich een surrealistisch, in een dunne zwarte stift afgelijnd landschap op de keukenmuren. Het vertelde een verhaal dat alleen tijdens het tekenen gevolgd kon worden en dat alleen in mijn hoofd bestond.
Dan naar de woonkamer, voor het vervolg. Een race tegen de tijd was het ook, want de behangerslijm werd al gemengd en er waren nog geen smartphones of tablets om de capriolen van het kroost mee te vereeuwigen. Muur na muur tekende ik vol met figuren en landschappen die weldra weer zouden verdwijnen, verborgen worden, toegedekt. In al zijn tijdelijkheid en vergankelijkheid was het toch een onvergetelijke dag.
Toen ik in het middelbaar zat – we woonden ondertussen in een nieuw huis, zonder kindertekeningen achter het behang, zo had ik eigenhandig kunnen vaststellen toen we erin trokken en wederom aan het schrapen en pappen sloegen – kreeg ik voor het eerst echte tekenles. Geen vingerverven of geklieder met Disneyprenten, maar heus modellenwerk en stillevens.
Onze lerares was Suz Van Boeckel, en zoals ik pas veel later te weten kwam, was zij de moeder van muzikant en zanger Bart Peeters. Zijn enthousiasme heeft hij duidelijk van zijn moeder geërfd, want zij wist als geen ander de sluimerende creativiteit in tienerharten los te weken.
Desalniettemin suckte ik big time in de tekenles. Of beter, ik slaagde er maar niet in om op een overtuigende manier iets na te tekenen. Die vaas met bloemen leek in mijn versie op een zieke palmboom. Elk stuk fruit zag er op papier uit alsof we ermee zouden gaan voetballen wanneer de bel ging.
Wat wel vlot ging, was vrij tekenen. Gewoon iets laten opborrelen en via een paar losse lijnen kijken wat je onderbewustzijn tevoorschijn toverde op het papier. Niet weten wat er komt tot het af is. Dat lag me wel. Al gauw kocht ik een extra blok tekenpapier van de voorraad op school en regelmatig bracht ik enkele uren achter mijn bureau door met een potlood in de hand.
Later volgde de universiteit en de daarbij horende rollercoaster richting volwassenheid. En zoals iedereen weet is dat een rollercoaster waarbij aan de kassa veel van de voorkeuren en gewoonten van je tiener-zelf worden achterlaten. Zo ook met mijn potlood en papier. Ze verdwenen in een lade en uit mijn gedachten.
En dus tekende ik twintig jaar lang niet. Tot ik op een dag zag hoe mijn zoon van zes ’s ochtends uit zijn bed sprong, de trap afliep en – als allereerste wat hij deed – in de woonkamer aan de tafel ging zitten met een wit blad en wat stiften. Hij deed dat toen bijna elke dag. Er lag een voorraad tekengerei in de schuif onder zijn bed, wat in het weekend de volwassenen een garantie bood op minstens een uur extra slapen.
Door hem zo bezig te zien, helemaal verdiept in wat er op zijn blad papier verscheen, vroeg ik me af waarom ik dat eigenlijk niet meer deed. In plaats van me urenlang blind te staren op schermen vol wereldleed en waan van de dag bijvoorbeeld. Het idee voelde bevrijdend.
Even heb ik wel getwijfeld. Ik zag er tegenop: uitzoeken waar ze tekenles geven, me inschrijven, na het werk ernaar toe hollen. Maar toen besefte ik dat dat allemaal niet hoeft. Ik kon ook gewoon wat potloden en papier kopen. Het is niet omdat sociale media ons wijsmaken dat mensen tegenwoordig niet ‘lopen’ maar wel ‘trainen voor een marathon’, dat ze geen cake bakken maar Instagram waardige glazuursculpturen bouwen, dat ze niet klussen maar eigenhandig designmeubels herstofferen, en ga zo maar door… dat dat ook voor ons hoeft te gelden. Fuck de drang om steeds een lat voor onszelf te leggen. Het hoeft niet allemaal tot het uiterste. Soms biedt het leven zich gewoon aan als een mooie, vers afgeschraapte muur die zich als een onbeschreven canvas uitstrekt, onverwacht gekregen, met liefde gegeven, en per definitie uiterst tijdelijk en in afwachting van de onvermijdelijke behangerslijm.
Sindsdien doe ik het weer, zomaar af en toe wat schetsen en droedelen. Misschien volg ik ooit nog les, misschien ook niet. Hoe dan ook is dat niet de essentie, maar wel het herontdekte plezier dat het me geeft.
En dus koop ik soms eens wat potloden en papier. Maar, euh… als u gaat behangen, laat het me weten.