Op een dag werden we allemaal wandelaars. De beperkingen van onze wereld dwongen ons daartoe en vandaag wandelen we nog steeds. Vanuit de lucht bezien moet dat vast een komisch, misschien wel ontroerend beeld opleveren. Al die mensen heen en weer krioelend, druk onderweg naar ergens, naar iets dat er nu toe doet, maar dat ooit – vanuit een andere plaats in ruimte of tijd bekeken – juist onbelangrijk zal lijken.
Ze wandelen op wegen die soms naast elkaar lopen, soms verstrengelen en zich kriskras in elkaar vlechten, of die elders net uiteenwaaieren om mekaar nooit meer te kruisen. Een patroon van mensenlevens, of beter van richtingen waarin mensen leven en geleefd hebben. Een achtergelaten spoor, een route die misschien later door ik weet niet hoeveel anderen nog eens herhaald zal worden. Of net zo goed is het een pad dat nooit meer betreden zal worden en dat langzaam overwoekerd zal raken tot het niet meer te onderscheiden is van het gras ernaast.
Jij keek ernaar vanop je berg, naar het krioelen van al die mensen, en ik keek plots omhoog. Ik zag jou en jij zag mij. Ik bleef even staan om naar je te wuiven, want daar had ik opeens heel veel zin in. En toen hebben we een stukje samen gelopen.

Pingback: De vangst van Katrien Scheir – Aanlegplaats
Pingback: De vangst van Katrien Scheir (vangst #69) | catherineciseaux