Eigenlijk 19

Op deze dag in 2017, vroeg in de ochtend, overleed mijn moeder.
Ze werd 77. Of eigenlijk 19, want ze was een schrikkeljarige.
Ik schreef bij het afscheid voor haar dit gedicht van aan elkaar geregen tanka’s. Dat is een Japanse dichtvorm die wat lijkt op een haiku maar dan met na de 5-7-5 lettergrepen nog 2 regels met 7 lettergrepen. De tanka heeft verder niets met haiku’s te maken want is veel ouder en gaat terug tot de achtste eeuw. Qua inhoud zijn tanka’s doorgaans minder kwiek en gevat dan haiku’s, bekijken ze de dingen meer van verschillende kanten en overdenken ze. En ze worden soms dus ook aan elkaar geregen tot langere kettingen.
Het is een heel heldere en eenvoudige vorm om iets uit te drukken en omdat tanka’s die eigenschappen delen met wie mijn moeder was, heb ik deze vorm gekozen. Ze wordt nog steeds gemist.


De opties zijn op
zo oordeelt een witte jas
En jij, jij zegt ons
dat je op de schouw wil staan
in een marmeren urne

Je ogen helder,
je mond droog, je wangen rood
Hoe je lacht als ik 
vraag of je het warm hebt of
misschien aan de porto zat

Ik zie je zitten
aan die tafel toen, met in 
je ogen tranen
Ik weet niet wat te doen, dus
geef ik je maar een knuffel

Je past perfect in
mijn zesjarige armen
zoals moeders doen
Het voordeel van die houding:
je ziet mijn tranen zo niet

Want ik moet sterk zijn
Want altijd moet je sterk zijn
Zodat niemand breekt
We zijn er voor anderen 
Dat is alles wat we zijn

Dat is wat echt is
De rest slechts rook en spiegels
Konijn uit een hoed
Slechts een munt van klatergoud
die ik vind achter mijn oor

Dat is wat ik weet
Dat heb ik van jou geleerd
en vergeet ik niet
De kunst ter dienste te staan
van wie je niet kan missen 

Zoveel jaar later
Je droomt van hem, die jongen
Ook hij is zes jaar
en hij zegt komaan, bomma,
word nog één keertje wakker

Nog één keer zingen,
dansen, spelen, liefhebben
Nog één keer lachen
Je luistert naar wat hij zegt
en je opent je ogen

Alles is moeilijk
Zo gaat dat als men ziek is
Toch blijf je lachen
Ondanks dat alles op is
vind je de kracht voor die lach

En hij lacht terug
Je allerliefste jongen
Mijn ogen, mijn lach
Een wonder, daar aan je bed
Zijn bestaan en het jouwe

Nu nog, ja, nu nog
en daarna opeens niet meer
Het nu, opgeslokt
En daar staan we dan met een
droevig gehalveerd wonder

We blijven lachen
en zingen zoals jij zong,
spelen, liefhebben
en zorgen voor elkaar, en
dan kijken we naar de schouw

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s